Getuigenis in rechte / verhoor

Deze webpagina werd voor het laatst geüpdatet op 9/02/2021.

Gebruikte afkorting: DC = Deontologische Code

Het strafwetboek voorziet een uitzondering op het beroepsgeheim voor de getuigenis in rechte. Maar wat houdt zo’n getuigenis precies in? Bent u verplicht om te getuigen? Mag of moet u de vragen van de rechter beantwoorden? Omdat het antwoord op deze kwesties niet altijd duidelijk is, geven we hieronder wat meer uitleg[1].

Inhoud

  1. De getuigenis in rechte: wat is het precies?
  2. Strekt de getuigenis in rechte zich ook uit tot verklaringen aan een politieagent, advocaat, parketmagistraat, gerechtsdeskundige of journalist?
  3. U ontvangt een dagvaarding voor een getuigenis in rechte, bent u verplicht om erop in te gaan?
  4. Mag u de vragen van de rechter beantwoorden?
  5. Moet u de vragen van de rechter beantwoorden?
  6. Het doel van het beroepsgeheim als grens van uw zwijgrecht
  7. Wat doet u best: zwijgen of spreken?
  8. Enkele tips
  9. Referenties

 

1. De getuigenis in rechte: wat is het precies?

De getuigenis in rechte heeft een zeer strikt toepassingsgebied en omvat alleen de mondelinge en schriftelijke verklaringen die onder eed worden gegeven aan een autoriteit die gerechtigd is om getuigenissen te verzamelen[2].  Een rechter kan u bijvoorbeeld oproepen voor een getuigenis wanneer uw cliënt het slachtoffer is van partnergeweld en hij vermoedt dat uw getuigenis kan bijdragen tot het achterhalen van de waarheid of de vervolging van de dader.

Alleen de volgende instanties zijn bevoegd om u op te roepen voor een getuigenis in rechte:

  • een strafrechtbank,
  • een burgerlijk rechtbank,
  • een administratieve rechtbank,
  • een tuchtrechtbank ,
  • een onderzoeksrechter
  • een parlementaire onderzoekscommissie.

Het volgende mag u dus niet beschouwen als een getuigenis in rechte:

  • Het verhoor of een ondervraging door een politieagent
  • Verklaringen of getuigenissen ten opzichte van een advocaat, parketmagistraat of  gerechtsdeskundige
  • Verklaringen voor een journalist.

Ten opzichte van hen blijft u gebonden aan uw beroepsgeheim en hebt u dus niet het spreekrecht dat geldt voor de getuigenis in rechte . Een bevoegde autoriteit kan de getuigenis in rechte ook niet aan hen opdragen[3].

↑ Terug

 

2. Strekt de getuigenis in rechte zich ook uit tot verklaringen aan een politieagent, advocaat, parketmagistraat,  gerechtsdeskundige of journalist?

Neen, zoals hierboven werd aangegeven, zijn deze personen geen autoriteiten bevoegd om getuigenissen te verzamelen[4].

Indien één van deze u vraagt om een getuigenis of een verklaring af te leggen, antwoordt u best dat u:

  • aan het beroepsgeheim gebonden bent;
  • alleen een rechtstreekse verklaring kan afleggen aan een bevoegde rechter indien deze daarom vraagt.

Dit principe heeft eveneens betrekking op de identiteit van uw cliënt. Bijvoorbeeld, wanneer een politieagent aan u vraagt of u de heer X in begeleiding hebt, dan mag u dit niet positief of negatief bevestigen. U geeft aan dat u niet kan antwoorden vanwege uw beroepsgeheim.

Er bestaan uiteraard nog andere wettelijke uitzonderingen die u toelaten om toch te spreken

  • Ten opzichte van personen die geen bevoegde autoriteit zijn.
  • Buiten het kader van de getuigenis in rechte.

Een voorbeeld: artikel 458bis van het strafwetboek voorziet een spreekrecht aan de Procureur des Konings bij bepaalde misdrijven op minderjarigen of kwetsbare personen.

Deze andere uitzonderingen kaderen dan wel niet binnen de getuigenis in rechte en vallen dan ook buiten het bestek van deze tekst.

↑ Terug

 

3. Bent u verplicht om in te gaan op een dagvaarding voor een getuigenis in rechte?

Wanneer u een dagvaarding ontvangt bent u effectief verplicht om[5]:

  1. te verschijnen voor de rechter of rechtbank,
  2. u voor te stellen,
  3. de eed af te leggen.

Wanneer u niet verschijnt zonder daarvoor een wettige reden te hebben, is dit strafbaar[6]. De rechter kan u dan veroordelen tot een geldboete.[7]

↑ Terug

 

4. Mag u de vragen van de rechter beantwoorden?

Zoals in de inleiding al werd aangehaald voorziet artikel 458 van het strafwetboek een wettelijke uitzondering op het beroepsgeheim voor de getuigenis in rechte. Wanneer u informatie zou delen in het kader van deze getuigenis, is dit dus strafrechtelijk gezien niet strafbaar: u hebt een wettelijke toelating om te antwoorden op de vragen van de rechter[8].

Wanneer u beslist om op een vraag te antwoorden, treedt u echter niet nodeloos in detail. U beperkt zich tot die informatie die noodzakelijk is om op de vraag te antwoorden, niets meer, niets minder[9]. Houd er daarnaast nog rekening mee dat evaluaties door een psycholoog alleen personen of situaties mogen betreffen die hij zelf heeft kunnen onderzoeken (art. 22 DC). U beperkt zich dus best tot alleen objectieve vaststellingen en u vermijdt subjectieve of tentatieve interpretaties.

↑ Terug

 

5. Moet u de vragen van de rechter beantwoorden?

Artikel 458 omvat geen verplichting om te spreken. U mag ook beslissen om niet te antwoorden op de vragen van de rechter. Dit betekent dat u uw beroepsgeheim kunt inroepen wanneer u meent dat dit noodzakelijk of opportuun is vanuit het belang van uw cliënt [10] en het beschermen van de vertrouwensrelatie.

Of u uw beroepsgeheim laat gelden kunt u wel pas beslissen na het horen van de vraag[11]. U kunt dus niet bij de aanvang van de getuigenis al aangeven dat u zich voor elke vraag zult beroepen op uw beroepsgeheim. Sommige vragen kunnen algemeen zijn en niet specifiek over de patiënt gaan. Aldus houdt niet elk antwoord noodzakelijk een bedreiging in van uw beroepsgeheim[12]. De kans bestaat wel dat de rechter u vraagt waarom u wel op de ene vraag antwoordt en niet op de andere. Dit moet u dan kunnen motiveren.

U hebt geantwoord op de vragen van de onderzoeksrechter tijdens het vooronderzoek. Bent u dan verplicht om ook te spreken tijdens de zittingen van de rechtbank die later plaatsvinden?

Neen, u bent daartoe niet verplicht[13]. Het feit dat u tijdens het vooronderzoek sprak impliceert niet dat u afstand heeft gedaan van uw beroepsgeheim. Tijdens een eventuele latere getuigenis behoudt u uw recht om te zwijgen.

↑ Terug

 

6. Het doel van het beroepsgeheim als grens van uw zwijgrecht

Het is belangrijk om te noteren dat uw zwijgrecht geen absoluut karakter heeft[14]. U mag het niet misbruiken om u aan elke verantwoordelijkheid te onttrekken.

Neem ter verduidelijking het geval waarin een collega verdacht wordt van een beroepsfout ten opzichte van uw cliënt en u wordt opgeroepen om in deze zaak te getuigen[15]. In dergelijke omstandigheden is het niet de bedoeling dat u uw beroepsgeheim inroept om op die manier de beroepsfout van uw collega toe te dekken. De rechter kan dan stellen dat u het beroepsgeheim van zijn doel afwendt: u maakt dan niet gebruik van uw beroepsgeheim om bijv. de vertrouwensrelatie met uw patiënt te beschermen, maar wel om uzelf vrij te stellen van het getuigen[16].

Wanneer de rechter op basis van de zaak in kwestie oordeelt dat u het beroepsgeheim van zijn doel afwendt door niet te spreken, bent u in principe toch verplicht om op de vraag te antwoorden[17].  Indien u dan nog weigert, kan de rechter u zelfs veroordelen tot een geldboete.

↑ Terug

 

7. Wat doet u best: zwijgen of spreken?

Uw beslissing om al dan niet te zwijgen moet steeds weloverwogen zijn: u beslist in eer en geweten en in functie van de specifieke omstandigheden, de aard van de rechtszaak en uw patiënt. Aangezien u de situatie het beste kent, gaat het eigenlijk om een afweging die alleen u kan maken. Het belang van uw cliënt kan daarbij wel uw belangrijkste richtsnoer vormen[18]. Zo kunt u zich afvragen of u het belang van uw cliënt schaadt door te antwoorden op een specifieke vraag. Het feit dat de belangen van de cliënt net geschaad worden door niet te spreken, is daarentegen een belangrijk argument in de overweging om wel tot een getuigenis over te gaan[19].

Het kan ook aangewezen zijn om de getuigenis op voorhand met uw cliënt te bespreken[20], zo kunt u zijn standpunt bevragen en eventueel ook voorkomen dat de getuigenis een negatieve invloed heeft op de vertrouwensrelatie. De uiteindelijke beslissing blijft wel bij u. Het Hof van Cassatie stelt dat de cliënt zelf u niet kan verplichten om al dan niet te antwoorden op de gestelde vragen[21]. Dus zelfs indien deze niet akkoord gaat, kunt u toch spreken om zo benadeling van zijn belangen of rechten te vermijden [22].

Twijfelt u tussen zwijgen of spreken? Overleg dan op voorhand even met collega’s of ga te rade bij de ethische dienst van uw beroepsvereniging. Dit kan u helpen om een weloverwogen beslissing te nemen. Blijf uiteraard aandachtig voor uw beroepsgeheim tijdens deze intervisiemomenten.

↑ Terug

 

8. Een aantal tips

  • Wanneer een onderzoeksrechter u ondervraagt, wordt alles wat u zegt ook genotuleerd door de aanwezige griffier. U krijgt van dit transcript een kopie. Wees er echter van bewust dat dit gesprek niet tussen u en de onderzoeksrechter blijft. Ook de betrokken advocaten krijgen hiervan een kopie. Laat dit gegeven meespelen in de afweging over hoe uitgebreid u op de vragen antwoordt.
    Indien u later nogmaals wordt opgeroepen in een publieke zitting, vergeet dit transcript dan ook niet mee te nemen. Soms zal de aanwezige rechter hier stukken uit voorlezen. Dit transcript kan voor u een houvast zijn om belangrijke aanvullingen te maken, indien u merkt dat een specifieke paragraaf uit zijn context wordt getrokken.
  • Waar de onderzoeksrechter in het vooronderzoek eerder vanuit een luisterende positie vertrekt, zal de rechter tijdens een publieke zitting sterker doorvragen. Bereid u hier goed op voor. Zo kan het zijn dat de rechter vragen stelt in de volgende aard: ‘waarom zou iemand op een dergelijke manier reageren?’, ‘wat zijn de mogelijke effecten van kindermishandeling op latere leeftijd?’. Zoals hierboven reeds werd gesteld, beperkt u zich best tot objectieve vaststellingen, eventueel onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek. U geeft anderzijds best geen subjectieve of tentatieve antwoorden en durf ook aan te geven wanneer u geen objectief antwoord kunt geven of u iets niet hebt onderzocht. Vergeet niet dat de advocaten op uw getuigenis gefocust zijn en bevestiging zoeken voor hun pleidooien.
  • Indien u uw dossier meeneemt naar de rechtbank om uw getuigenis te ondersteunen, wees er dan van bewust dat u dit zal moeten afgeven aan de rechter. Omvat dit dossier ook documenten die volgens u onder het beroepsgeheim vallen en niet in het onderzoek thuishoren? Dan neemt u deze best niet mee. U kunt op de zitting wel aangeven dat de documenten in kwestie onder uw beroepsgeheim vallen, maar uiteindelijk is het de rechter die beslist of hij uw redenering al dan niet volgt. Bekijk dus zorgvuldig of u iets meeneemt en wat. Overleg desnoods op voorhand met uw collega’s, advocaten, e.d.
  • Het is belangrijk dat u goed op de hoogte bent van uw rechten en plichten met betrekking tot de getuigenis in rechte. Neem bovenstaande informatie grondig door en raadpleeg indien nodig de naslagwerken die u in de literatuurlijst bij deze tekst terugvindt. U vindt daarin een meer uitgebreide toelichting bij de getuigenis in rechte.
  • Een getuigenis in rechte kan zeer belastend zijn, zeker wanneer het kadert binnen een proces dat veel media-aandacht krijgt. Soms worden uw antwoorden verdraaid in de pers en dan mag u daarop vanuit uw beroepsgeheim niet reageren. Ook andere cliënten kunnen op de hoogte zijn van uw getuigenis en spreken u daar misschien over aan. Kunnen terugvallen op morele steun bij collega’s, uw beroepsvereniging of andere instanties is dan ook heel belangrijk.
  • U weet niet op voorhand hoeveel tijd u op de rechtbank zal doorbrengen. Het is mogelijk dat u enkele uren moet wachten vooraleer u dient te verschijnen. U voorziet dan ook best eten, drinken en iets om u bezig te houden.

↑ Terug

 


9. Referenties

[1] Noot: momenteel bestaat er nauwelijks rechtsleer en rechtspraak die expliciet ingaat op de getuigenis in rechte van psychologen. Een aantal aanbevelingen en standpunten in deze tekst zijn dan ook hoofdzakelijk gebaseerd op de rechtsleer en de gerechtelijke uitspraken die betrekking hebben op artsen. We passen deze literatuur naar analogie toe op psychologen om u toch enkele handvaten aan te reiken. De kans is bovendien groot dat de rechters waarmee u te maken krijgt dezelfde principes toepassen.

[2]Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 132-135; Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p.626-627; Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 706

[3] Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p.627

[4] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 132-135; Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p.626-627

[5] Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p.628;

[6] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 133, Gevaert, P. & Wostyn, L., “Inbeslagname medische dossiers en verhoor door de onderzoeksrechter”, in Wostyn, L., Boucquey, K. & Schockaert, F. (eds.) (2009). Overhandigen medische gegevens.  Gent: Story-Scientia, Academia Press, p. 26

[7] L. Nouwynck, « La position des différents intervenants psycho-médico-sociaux face au secret professionnel dans le travail avec les justiciables », janvier 2012, disponible sur www.yapaka.be, p. 34

[8] Nys, H. (2016). Geneeskunde: recht en medisch handelen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium, p. 497; Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 706

[9] L. Nouwynck, « La position des différents intervenants psycho-médico-sociaux face au secret professionnel dans le travail avec les justiciables », janvier 2012, disponible sur www.yapaka.be, p. 33

[10] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 136

[11]  Blockx, F. “Zwijgrecht en spreekplicht in het licht van het beroepsgeheim en de discretieplicht” in Van Oevelen, A., Rozie, J., & Rutten, S. (eds.) (2013). Zwijgrecht versus spreekplicht. Antwerpen: Intersentia, p.  90 ; Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 707

[12] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 135

[13] Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p. 628; Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 706, note de bas de page 131.

[14] Vansweevelt, T. & Dewallens, F., “Hoofdstuk VII. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens” in Vansweevelt, T. & Dewallens, F.,  (eds.) (2014). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia 2014, p. 628; Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 137; Blockx, F. “Zwijgrecht en spreekplicht in het licht van het beroepsgeheim en de discretieplicht” in Van Oevelen, A., Rozie, J., & Rutten, S. (eds.) (2013). Zwijgrecht versus spreekplicht. Antwerpen: Intersentia, p. 94

[15] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 137

[16] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 136; Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 708

[17] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 137

[18] Blockx, F. “Zwijgrecht en spreekplicht in het licht van het beroepsgeheim en de discretieplicht” in Van Oevelen, A., Rozie, J., & Rutten, S. (eds.) (2013). Zwijgrecht versus spreekplicht. Antwerpen: Intersentia, p. 114

[19] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 136

[20] Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 708

[21] Van Der Straete, I., & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 136

[22] Th. Moreau “Chapitre XXV. La violation du secret professionnel”, in H.-D. Bosly et Chr. De Valkeneer (dir.), Les infractions, Volume V, Les infractions contre l’ordre public, Bruxelles, Larcier, 2013, pp. 707


 
Deel deze pagina